Lees het verhaal van de Roti

Roti (de rotiplaat) Hindoestaans is voor ‘brood’. Brood maar dan plat, een platbrood. En het ziet eruit als een pannenkoek. Het brood, de Roti, werd eind 19e eeuw meegenomen door Hindoestaanse immigranten uit India. En groeide uit tot een van de nationale gerechten van Suriname. In het deeg zit gebakken spliterwten en masala-kruiden en vervolgens uitgerold tot pannenkoekgrootte. De roti is een soort ongezoete broodpannenkoek die verschillende toevoegingen kan hebben. In de Surinaamse variant veelal gemalen gele spliterwten (roti dal) of aardappelen (roti alu) en met smaakmakers als komijn en chilipeper. Voor de bereiding worden balletjes deeg (eventueel met additionele ingrediënten) uitgerold tot dunne “pannenkoeken” die op een zogeheten rotiplaat worden gebakken. De Surinaamse roti wordt met een aantal bijgerechten geserveerd. Zoals kousenband, aardappelen, hardgekookte eieren, knoflook, ui en verschillende soorten vlees (kip, lamvlees, rundvlees). Deze bijgerechten worden meestal gekruid met masala, een mengsel van gemalen specerijen vergelijkbaar met curry.

Men zegt dat het op deze manier lekkerder smaakt!

Het is gebruikelijk de roti met de handen te eten.

Men breekt een stukje van het rotivel af om met het stukje in de hand de kip, aardappelen enz. te pakken en op te eten.